zondag 20 mei 2018

Carillon

In mijn dorp staat een Kerk.
Niets vreemd want dat is in de meeste dorpen zo.
En ons dorp is er één als vele andere.
Ook deze kerk heeft een klokkentoren.
Aan de buitenkant een uurwijzer en van binnen een 35 klokken groot carillon waarvan enkele de tijd aanluiden.
Een melodietje voor de kwartieren, een slag voor de halve uren en voor elk heel uur een zware slag op de grote klok.
Zo weet je zelfs werkend in het veld of staand onder de douche hoe laat het is.
Op zondag luiden alle klokken twee maal die dag en roepen zo op tot gebed en gezang.
Gehoofd-dekseld in pak en jurk gaat men dan ter kerke, terwijl ik de auto was of het gras bemaai.
Ze is me iets te streng die kerk.
Binnen wordt gesproken over een god van hel en verdoemenis.
Terwijl die van mij zo streng niet is.
En snapt dat gras ook zondags groeit.


Het is in het reformatorisch dagblad dat gemeld werd dat mevrouw Blom 25 keer per jaar het prachtige Carillon in Kamerik bespeelde.
Mevrouw Blom had deze schone taak sinds 1951 op zich genomen.
Er vanuit gaand dat ze als jonge blom 20 jaar oud was toen ze daar mee begon moet ze dat zo'n 42 jaar hebben gedaan.
In 1993 overleed ze, en werd het carillon stil. Ze liet een huis na en 38.000 euro voor de verzorging van haar Katten.
De kerk kreeg niets, haar dieren alles.


Inmiddels is er een nieuwe beiaardier.
Die lijkt niets op de veelgeprezen vrouw Blom.
Deze bespeelt het carillon op zomerse zaterdagen. Goed te beluisteren in de tuin.
De klokken worden geroemd om de absolute tonen c2 - d2 - e2 - met chromatisch c5 die aangesloten zijn aan een klavier.
Maar daar is bij het bespelen door de nieuwe beiaardier weinig van te bemerken.
Het in willekeurige volgorde aanslaan van klaviertoetsen en pedalen lijken nog het meest op een achterstevoren gedraaide versie van een Ramstein klassieker.
Maar dan in feeërieke c2 - d2- en e2 tonen.
Het zijn de spaarzame momenten dat er gestopt wordt met beieren dat ik weer in god geloof, en hem dank voor de stilte.
Bij langdurige bespeling voel ik de hel en verdoemenis die men zondags binnen preekt.
En wens ik iemand al dan niet vastgegrepen aan het klokkenspel de toren uit te werpen.

Vandaag is mijn dochter er.
Zij wenst pannenkoeken.
En ik weiger niets aan zwangere vrouwen.
Ik ga bakken in de keuken.
De geur van eieren spek en versgebakken koeken vult het huis.
Ze zijn beroemd mijn pannenkoeken.
Een anorexia patiënt die nauwelijks wat woog ging na een weekje van mijn pannenkoeken dieet genezen naar huis.
Ze moest per rolstoel vervoerd, want haar spillebeentjes konden de honderdtien kilo nieuw gewicht nog niet dragen.
Het is ook spaarzaam dat ik mijn pannenkoek bak kunsten vertoon.
Al ben ik met een vinger te lijmen door kinderen en dochters.
Het is vanwege de vreetzucht die ze opwekken.
Er zijn er nooit genoeg, en soms sta ik bij het ochtendgloren nog te bakken.
Daar is vandaag geen sprake van.
Ik stop bij de tweede honderd.
Tenslotte wil ik mijn kleindochter in wording nog niet overvoeren.
Al weet ik wat die straks eten wil.
Op bezoek bij opa en oma.

Moestuin

Opa's horen een moestuin te hebben.
Om boontjes te zien groeien.
Oma even te ontwijken.
En om aan kleinkinderen te laten zien.
Die mogen daar hun mond volproppen met zelfgeplukte aardbeien.
En kliedernat worden met hun gietertje bij de sloot.


Een uit de grond getrokken wortel smaakt ook lekkerder dan die van de Albert Heijn.
En net geplukte erwtjes zijn een feest voor het gehemelte.
De met zorg gekweekte sla in weken gekoesterd en begoten ligt ook bij de groenteman.
Voor een kwartje.
Daar kocht ik ook de plantjes voor in.
Dus bedrijfseconomisch schiet het niet op.
Kom je om in de bonen, die allemaal tegelijkertijd zijn gerijpt.
Kosten ze bij de super veertig kilo voor de prijs van een zakje zaad.
Wel zit de hele familie, kennissen en in wanhoop wildvreemde aangeklampte voorbijgangers weken te eten van jou sperziebonen.
Of erwtjes te doppen in de tuin.
Want als het oogstseizoen er is dan komt alles in bergen tegelijkertijd.


Water geven is ook een drama.
Eindeloos met gietertjes lopen vanaf de sloot.
Zou je op je gazonnetjes in de hangmat kunnen liggen, moet je de planten redden van een dorstige dood.
Daar heeft het onkruid meestal geen last van.
Dat groeit onder alle omstandigheden.
Bij aanhoudend lange droogte. Of weken lange moessons.
Onkruid groeit altijd.
En vooral heel weelderig.
Bij voorkeur tussen in rijen gezaaid en gepoot plantgoed.


Ze zijn precies te herkennen de opa's die een moestuin hebben.
Ze lopen met vale plekken op de knieën, en grond onder de nagels.
Met hun onwrikbaar optimisme komt alles altijd goed.
De kalende kruin is rood, want een petje is voor gekke Amerikanen en voorzichtiger mensen.
Een ook nog eens slimme opa met smaak herken je aan wat hij plant op de moestuin.
Daar zit namelijk nooit groene kool bij.
Dat lokt alleen maar lelijke mensen en bijziende konijnen.
En kun je beter met het onkruid onderschoffelen.

Het is eigenlijk best veel werk zo'n moestuin.
Je schoffelt je een ongeluk. Loopt de halve zomer te zeulen met gieters.
En werkt je te pletter voor een maaltje kromme wortelen.
Dus waar doen al die opa's dat voor.?
Gewoon voor één keer dat foto moment.