Terwijl half Nederland op het strand de lelieblanke huid framboosrood aan het kleuren is ben ik de moestuin aan het redden.
Mijn pompje maakt overuren en sproeit verkoelend water over de aardappelen en cappucijners.
Ik schoffel wat, hark een perkje glad.
En het leven is mooi.
Mijn pompje maakt overuren en sproeit verkoelend water over de aardappelen en cappucijners.
Ik schoffel wat, hark een perkje glad.
En het leven is mooi.
De doperwten kunnen geoogst.
Alleen als diepvriesgroente in de supermarkt te verkrijgen.
Of in de potjes van Hak. Gebroederlijk opgesloten achter glas.
Maar ik kweek mijn erwtjes zelf.
Want verse doperwten zijn een culinair festijn.
Niet in de laatste plaats om de moeite die je voor een maaltje moet doen.
Kijk HAK doet het simpel.
Ze sturen karrenvrachten ongepelde doperwten naar het Rif gebergte in Marokko.
Daar worden ze net als de garnalen door seizoensarbeiders ontdaan van hun peulen.
En komen ze vervolgend in zakken terug naar de fabrieken van HAK.
HAK ontdoet de erwten niet zelf van de peulen.
Oma HAK kon dat in haar eentje niet voorwerken.
Dat komt omdat een erwt zich niet zomaar van zijn peul laat ontdoen.
Je moet de peulen breken, peuteren knakken of schrapen.
Soms helpt het er een paar keer met je voeten op te stampen.
En je hebt een vuilniszak met peulen nodig om één klein schaaltje met erwtjes te vullen.
Dat vinden Nederlanders en oma HAK teveel en te lastig werk.
Dus besteden we het liever uit.
Ik dop echter liever mijn eigen boontjes.
Dus besteed een dag of twee aan het vullen van één schaaltje erwtjes.
Die worden met zorg die avond gekookt.
Een kwartiertje op 100 graden. Met een snufje zout..
Vervolgens opgediend op een ruim bord met een klontje boter.
Verder niets.
Nou ja, behalve dan een gebraden kippetje. Wat aardappeltjes van het frituur en een kropje sla met blikje mais voor de smaak.
Van HAK, die mais. Teveel werk die zelf te kweken.
Alleen als diepvriesgroente in de supermarkt te verkrijgen.
Of in de potjes van Hak. Gebroederlijk opgesloten achter glas.
Maar ik kweek mijn erwtjes zelf.
Want verse doperwten zijn een culinair festijn.
Niet in de laatste plaats om de moeite die je voor een maaltje moet doen.
Kijk HAK doet het simpel.
Ze sturen karrenvrachten ongepelde doperwten naar het Rif gebergte in Marokko.
Daar worden ze net als de garnalen door seizoensarbeiders ontdaan van hun peulen.
En komen ze vervolgend in zakken terug naar de fabrieken van HAK.
HAK ontdoet de erwten niet zelf van de peulen.
Oma HAK kon dat in haar eentje niet voorwerken.
Dat komt omdat een erwt zich niet zomaar van zijn peul laat ontdoen.
Je moet de peulen breken, peuteren knakken of schrapen.
Soms helpt het er een paar keer met je voeten op te stampen.
En je hebt een vuilniszak met peulen nodig om één klein schaaltje met erwtjes te vullen.
Dat vinden Nederlanders en oma HAK teveel en te lastig werk.
Dus besteden we het liever uit.
Ik dop echter liever mijn eigen boontjes.
Dus besteed een dag of twee aan het vullen van één schaaltje erwtjes.
Die worden met zorg die avond gekookt.
Een kwartiertje op 100 graden. Met een snufje zout..
Vervolgens opgediend op een ruim bord met een klontje boter.
Verder niets.
Nou ja, behalve dan een gebraden kippetje. Wat aardappeltjes van het frituur en een kropje sla met blikje mais voor de smaak.
Van HAK, die mais. Teveel werk die zelf te kweken.